Gielis Panhedel, een Bossche schilder

Dr. Lucas van Dijck


Op zoek naar de vrij onbekende schilder Gielis Panhedel alias Van den Bossche stranden we terugzoekend in de Bossche geschiedenis in ca. 1420. Toen woonde een Arnold Gieliszoon met zijn vrouw Mechteld aan de Oude Huls. De oude Huls was gelegen in wat nu ongeveer de St. Jorisstraat en de Weverplaats wordt genoemd. We kennen van Arnold niet zijn geboorteplaats, noch zijn beroep. Waarschijnlijk kwam de familie uit Erp. Met zijn vrouw Mechteld kregen ze slechts één zoon, Jan genaamd, die zijn vader verloor voor 7 augustus 1449, toen zoon Jan een rente van 40 schellingen op zijn huis verkocht aan Godeschalk Willemszoon van den Staeck. Zijn moeder had kort voor die datum het vruchtgebruik van het huis aan haar zoon overgedragen.
Zoon Jan werd kunstschilder, in een Latijnse akte van 23 februari 1458 staat “pictor”.
Wellicht is hij leerling geweest van meester Jan van Aken, de grootvader van Jheronimus Bosch. In die tijd was deze Van Aken de enige schilder die meester genoemd werd. Het beroep van schilder was blijkbaar niet lucratief, of Jan had te weinig kwaliteiten, maar regelmatig heeft hij zijn huis aan de Oude Huls verzwaard met een lening of hypotheek. Op 7 augustus 1449 met 40 schellingen, zoals we al zagen. Op 23 februari 1458 nogmaals met 40 schellingen ten behoeve van Petrus zoon van Johannes Keelbreker. En op 25 augustus 1461 met een cijns van 20 schellingen ten behoeve van de zusters Clarissen in de stad. Op 30 augustus 1481 volgde een cijns van 2 pond payement aan Amelius zoon van Amelius van de Velde. Bijna zes jaar later, op 14 februari 1487, besloot zijn weduwe Bela het huis te verkopen.
Bela was de dochter van Egidius zoon van Jacobus van de Voerseldonck, afkomstig uit een kleine familie, aanwijsbaar gedurende slechts twee generaties in de stad en van geringe sociaal-economische betekenis. In de verkoopakte blijken er nog meer lasten op het huis te rusten, zoals aan de Dominicanen en aan Jutta, weduwe van Meeus Buck.
Uit het huwelijk van de schilder Jan en Bela werd één zoon geboren, genaamd Gielis of Egidius. Hij zal geboren zijn tussen ca. 1470-1480 en was dus een generatie jonger dan Jheronimus Bosch. Of hij in de leer ging bij Jheronimus weten we niet, maar vóór 1505 verhuisde hij (met zijn moeder ?) naar Brussel, na 1505 naar Brugge en later weer terug naar Brussel. In ieder geval niet met zijn vader (foutief Aert genoemd in de Catalogue Raisonné van de werken van Jheronimus Bosch door Koldeweij en Ilsink) , want zijn vader was al vóór 1487 overleden. Wellicht ging zijn moeder haar enige kind wel achterna.
Pas in 1522 duikt zijn naam weer op toen hij aan het altaar werkte van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap in de St. Janskerk van zijn geboortestad. Daar heeft hij toen zijn latere vrouw ontmoet, Ida dochter van Henricus die Greve en van Severina Heyden. Het huwelijk werd gesloten te Anderlecht in 1528-1529. Zij kwam uit een belangrijke Vughtse familie en haar broer was de bekende meester Martinus de Greve, die belangrijke opdrachten voor de stad vervulde. Ook was Martinus vaak zaakgelastigde van de Kartuizers te Keulen. Hij werd Gezworen Broeder van de Broederschap en ook zijn zuster Ida werd in 1514-1515 als buitenlid ingeschreven. Waarschijnlijk was het aan zijn zwager Martinus te danken dat schilder Gielis een belangrijke opdracht kreeg van de Broederschap.
Voor we de tijdlijn verder volgen, moet we nog een vraag beantwoorden: De jonge Gielis wordt genoemd Panhedel alias Van den Bossche. Van zijn vaderskant kennen we alleen maar patroniemen, van zijn grootmoeder alleen maar de voornaam: Mechteld. Nu wil het toeval dat de stamboom van de familie Panhedel onlangs volledig is uitgezocht en gepubliceerd!1 De enige Mechteld die in aanmerking komt om de familienaam Panhedel te hebben doorgegeven, zou kunnen zijn Mechteld, dochter van Willem Panhedel alias Van Oss, en van Mechteld, natuurlijke dochter van Henrick van der Leck, heer van Heeswijk en hoogschout te ’s-Hertogenbosch. Deze Mechteld kreeg een buitenechtelijk kind van de latere schout Jan Heym, maar trouwde niet met hem. Haar dochter werd in een klooster te Rossum geplaatst, en wellicht trouwde zij later of was ze al getrouwd beneden haar stand met Arnoldus Gieliszoon, de opa van schilder Gielis. Schilder Gielis is de enige met de naam Panhedel in de Bossche archieven, die in de stamboom Panhedel niet te plaatsen was.
Op 7 februari 1523 blijken Gielis en Ida inderdaad getrouwd te zijn, want dan verkoopt hij vanuit Brussel mede namens zijn vrouw de helft van een erfpacht uit een huis en land te Bergeijk in de Berct. Daarna moeten we bijna 40 jaar wachten op nieuws. Op 21 juni 1560 verkoopt meester Martinus de Greve namens de kinderen van wijlen Egidius van den Bossche en van diens overleden vrouw Ida, namelijk Johannes, Elisabeth, Catharina, Maria en Anna, een cijns uit de familie De Greve. Op 8 februari 1565 en in 1568, op 5 april en 7 mei, komt de familie vanuit Brussel voor het laatst voor in de Bossche archieven. Namens Johannes, zoon van wijlen Gielis van den Bossche alias Panhedel, worden dan weer enkele erfgoederen verkocht uit Wargarshusen te Vught, dat bezit was geweest van wijlen hun oom meester Martinus die Greve.
De kinderloze Martinus was zijn neef en nichtjes te Brussel testamentair niet vergeten.2
Of de Bossche schilder nog schilderende nakomelingen heeft gehad is waarschijnlijk. In de Antwerpse archieven komen tot en in de 17e eeuw nog kunstenaars voor met de naam Van Panhedel of Panneels. Zie daarvoor het werk van Ph. Rombouts en Th. Van Lerius, De liggeren en andere historische archieven, Amsterdam 1961.
Daarmee is er weer wat meer bekend geworden over een schilderende tijd- en stadgenoot van Jheronimus Bosch.
1.Dr. Lucas G.C.M. van Dijck, Bronnen van Coudewater, ’s-Hertogenbosch 2018, p. 470 ad IV H.
2.De volgende verwijzingen werden geraadpleegd: Bosch protocol: R. 1215, fol. 306vo, 14 mei 1445; R. 1219, fol. 84vo, 7 augustus 1449; R. 1228, fol. 49, 23 februari 1458; R. 1231, fol. 219vo, 25 augustus 1461; R. 1244, fol. 285, 24 januari 1475; R. 1246, fol. 222vo, 25 juni 1477; R. 1251, fol. 491, 30 augustus 1481; R. 1254, fol. 395vo; R. 1246, fol. 467vo; R. 1256, fol. 467vo, 14 februari 1487; R. 1298, fol. 225vo, 7 februari 1523; R. 1378, fol. 424vo, 21 juni 1560; R. 1390, fol. 79vo, 1566; R. 1391, fol. 329vo, 5 april 1568; R. 1411, 269vo, 7 mei 1568.

Salernes, 2022